Recent publications:
-
Actieve gebruiker drukt stroomprijs : Stuurbare vraag maakt duurzame, decentrale opwekking mogelijk zonder bouw van extra gascentrale
Published in: Financieel Dagblad
09-01-2012
Actieve gebruiker drukt stroomprijs : Stuurbare vraag maakt duurzame, decentrale opwekking mogelijk zonder bouw van extra gascentrale
MAARTEN VAN DER KLOOT MEIJBURG
Anders dan de meeste goederen kan elektriciteit niet grootschalig worden opgeslagen.
Daarom moet de productie van elektriciteit continu worden aangepast aan vraag- en aanbod¬variaties.
Dit gaat gepaard met hoge kosten. Om in de toekomst grote aantallen duurzame energiebronnen optimaal
en betaalbaar te kunnen toevoegen aan de bestaande energiestructuur, moet de energieverbruiker een
veel ¬actievere rol krijgen.
Als alternatief voor de opslag van elektriciteit worden in Nederland grote variaties in de vraag en
het aanbod van elektriciteit opgevangen door conventionele gascentrales. Die draaien alleen bij
onverwachte grote verschillen tussen vraag en aanbod. Dat maakt de geproduceerde elektriciteit op
die momenten zeer kostbaar. Op de kortetermijnmarkt voor elektriciteit komen daarom regelmatig
extreem hoge, lage en zelfs negatieve prijzen voor.
Steeds meer elektriciteit zal worden opgewekt met zonne¬panelen en windmolens. De productie van
zonne- en windenergie is helaas wisselvallig, door het plotseling wegvallen van wind of het
onverwacht schijnen van de zon. Als er geen alternatieven worden toegepast, zijn er meer dure
gascentrales nodig om deze overschotten en tekorten weg te regelen.
Er is gelukkig een alternatief: de actieve energieverbruiker. Door slimmer gebruik te maken van
de flexibiliteit in bedrijfsprocessen van gebruikers, kan de vraag worden gestuurd. Door
tijdelijk de elektriciteitsvraag te verkleinen of te vergroten, kunnen schommelingen in
vraag en aanbod ook ¬worden opgevangen.
Veel bedrijven zouden hun elektriciteitsvraag kunnen sturen, omdat ze de behoefte gedurende de
dag kunnen aanpassen. Dat geldt bijvoorbeeld voor bedrijven die elektriciteit gebruiken
om koude, warmte of (drink)water te maken. Deze bedrijven kunnen hun elektriciteitsvraag
op bepaalde tijdstippen vergroten en hun producten bufferen. Waterschappen kunnen bijvoorbeeld
de pompen van de poldergemalen activeren als er door een overproductie van windenergie
overschotten op de elektriciteitsmarkt ontstaan. De waterschappen profiteren dan van lage
elektriciteitsprijzen en helpen tevens een duurzame energievoorziening.
Door de stuurbare vraag van deze bedrijven met 'smart grid'-technieken gebundeld aan te sturen,
komt een geschatte capaciteit van 1000 megawatt beschikbaar en zijn extra gascentrales overbodig.
Het toepassen van die stuurbare capaciteit zal daarbij tot een efficiëntere prijsvorming op de
elektriciteitsmarkt leiden en de kosten van elektriciteit voor de eindgebruiker verlagen.
Daarnaast kan er waardevolle ervaring worden opgedaan om op termijn ook de stuurbare vraag naar
elektriciteit van huishoudens snel en efficiënt te kunnen benutten. Hierbij moet bijvoorbeeld
worden gedacht aan wasdrogers die 's nachts, wellicht als de prijzen van elektriciteit negatief
zijn, worden aangezet.
Het actief betrekken van de energieverbruiker, door het benutten van het potentieel van
elektrische vraagsturing, is een goedkope en praktische oplossing om een betaalbare, duurzame
en decentrale elektriciteitsvoorziening mogelijk te maken. Tevens krijgen de eigenaren van
gascentrales gezonde concurrentie, die marktwerking op de elektriciteitsmarkt zal verbeteren.
-
De tijd voor "Power to the people" is nu: Democratie als wapen tegen de crisis.
Published in: Financieel Dagblad
24-12-201
De tijd voor "Power to the people" is nu: Democratie als wapen tegen de crisis.
MAARTEN VAN DER KLOOT MEIJBURG
Europa worstelt met de Euro en economische groei. Om de groei op gang te houden moeten miljarden
in een Europees noodfonds gestort worden om de Euro te steunen. Storten terwijl iedereen weet dat
die miljarden in een zwart gat verdwijnen als die steun niet gepaard gaat met fundamentele politieke
en bestuurlijke ingrepen. Op 9 december zaten de heren politici weer bij elkaar op de zoveelste euro
crisis top. Er zijn nu weer afspraken gemaakt over het strenger handhaven van de begrotingsdiscipline
van EMU lidstaten. Weer prachtige systeemingrepen om de Euro tijdelijk te stabiliseren en de markt
voor een paar dagen gerust te stellen. Al gauw zullen we er achter komen dat het vooral oude wijn
in nieuwe zakken is en niet de structurele ingrepen die noodzakelijke zijn om de crisis op te lossen.
De heren bestuurders lijken het lef niet te hebben om de problemen aan te pakken met een grondige
heroriëntatie en politieke vernieuwing. Wij pleiten voor een andere koers.
Het openbaar bestuur is in het laatste kwart van de vorige eeuw sterk beïnvloed door een nieuwe
liberale ideologie. In die ideologie wordt er van uit gegaan dat individuele, rationele burgers
die hun eigen belang nastreven het algemeen belang beter dienen dan een overheid. Onder invloed
van die ideologie werd de rol van de overheid verkleind door het privatiseren van overheidsdiensten
en de rol van het individu vergroot door regels en wetten in te voeren die collectieve
verantwoordelijkheden individualiseerden. Na verschillende economische crises in korte tijd werd
duidelijk dat een sturende overheid toch van groot belang is om de eigen belangen van individuele
burgers in goede banen te leiden. Zo beschikte alleen de overheid over voldoende financiële buffers
om de kredietcrisis, die werd veroorzaakt door eigen belang nastrevende burgers in de financiële
sector, te bezweren. Het ter beschikking stellen van financiële buffers ter dekking van marktrisico's
lijkt nu een primaire overheidstaak te zijn geworden.
Ministers suppleren in s'lands belang keer op keer velen miljarden Euro's, vaak buiten medeweten
van het parlement, om een systeemcrisis te voorkomen.
De Eurocrisis die volgde op de kredietcrisis maakt nog duidelijker dat we in een situatie zijn
beland waarin het maatschappelijk belang volledig afhankelijk is geworden van het op de been houden
van een wankel financieel systeem.
Natuurlijk is er in een samenleving die is gebaseerd op vrij marktverkeer een natuurlijke spanning
tussen "het mobiliseren van gemeenschapszin en solidariteit" enerzijds en "het op de meest
efficiënte wijze inzetten van de productiefactoren" anderzijds. Een overheid moet echter wel
over voldoende macht beschikken om een goede balans tussen beide te creëren.
Helaas heeft onze gedereguleerde overheid zo weinig macht dat niet langer de burger maar prijsprikkels
bepalen wat er in de maatschappij moet gebeuren. Het is inmiddels de hoofdtaak van de overheid geworden
om de markt met systeeminterventies, betaald door de burger, op de been te houden. Na twintig jaar
Europees beleid gericht op privatiseren en liberaliseren, is er een samenleving zonder collectief
draagvlak ontstaan waarin financiële reuzen meer te zeggen hebben dan het volk.
De Nederlandse politieke en bestuurlijke klasse verkeert ondertussen in een visionair vacuüm. In
reactie op de complexe dynamiek weet zij niet meer te verzinnen dan bezuinigingen om Nederland sterk
te houden en het verheerlijken van nationale thema's uit de goede oude tijd zoals "ouders ga weer
voor uw kinderen zorgen". Dat leidt tot een improductieve en ook ongeloofwaardige herhaling van
zetten waarmee de overheid en de politiek zichzelf van de burger vervreemden. Ondertussen verliest
de natiestaat als politieke entiteit door globalisering en marktliberalisering ook steeds meer macht en nut.
Het is duidelijk dat de markt en de technobureaucratische machtsoligarchieën van de EU de afgelopen
decennia teveel macht hebben gekregen. Dat heeft de vrijheid, gemeenschapszin, solidariteit en
democratie ondermijnt. Om de balans te herstellen zijn stevige ingrepen in het openbaar bestuur
onontkoombaar. In de kern zijn de volgende twee zaken van belang:
1. Het ingrijpend versterken van de democratisch kwaliteit binnen een
nationale context door ingrepen in de openbare bestuurlijke en politieke structuur. De omgevingscontext
schreeuwt als het ware om een nieuwe nationale politieke structuur. Eentje waarin politieke partijen
en koepelorganisaties veel minder macht hebben en de democratie werkelijk representatief is. Ook een
structuur waarin de wetgevende en de uitvoerende macht daadwerkelijk van elkaar gescheiden zijn.
Dus geen regenteske Haagse kaasstolp, waaronder vooral deelbelangen worden behartigd en uitonderhandeld
in gesloten circuits van belangengroepen, ambtenaren en fractie¬specialisten, maar politici die de
belangen van hun achterban representeren. Er moet daarvoor een nieuw kiesstelsel worden ingevoerd
op basis van districten. Zo'n stelsel zet de politicus in een sociale context en vergroot daarmee
de directe invloed van burgers op hemzelf en daarmee op de politiek. Voor de beoogde veranderingen
is een nieuw sociaal contract nodig. Een contract dat overheid en burger opnieuw bindt, de menselijke
maat terugbrengt en de individuele mens weer inbedt in een sociale context. Een contract dat tevens
zorgt voor een moreel kompas dat het samen leven stimuleert.
2. Het versterken van de democratie, solidariteit en macht van Europa
door werk te maken van de politieke eenwording van een federaal Europa en het op gang brengen een
Europees burgerlijk leerproces. Dat is belangrijk omdat een groot deel van onze wetten door Brussel
worden bepaald. De democratische controle op die wetgeving is binnen de huidige intergouvernementele
structuur beperkt en de invloed van Nederland gering.
Daarnaast zijn nationale staten als Nederland zelf niet meer bij machte haar burgers tegen de
uitwassen van [onzichtbare] internationale marktkrachten en speculatief kapitaal te beschermen.
Daarom moet er een Europees constitutioneel staatsapparaat komen dat democratisch gecontroleerd
kan worden door Europese burgers. Doel daarvan is de democratische invloed van Nederlandse burgers
op de Brusselse besluitvorming te versterken en onze
rechts- en machtspositie te beschermen tegen een al te grote invloed van bijvoorbeeld Duitsland
en Frankrijk. Het is nadrukkelijk in het belang van een land als Nederland dat haar regering zich
hard maakt voor de politieke eenwording van een federaal Europa, te beginnen met het domein van de
'high politics'; buitenlands beleid, defensie en energie. Juist het rijke, maar kleine Nederland
zou de huidige financiële chaos moeten aangrijpen om met voorstellen te komen voor geïntegreerde
Europese politieke en institutionele structuur.
Door deze veranderingen door te voeren krijgen de burgers meer mogelijkheden hun democratische macht
in te zetten en de macht van de markt in toom te houden. Doormodderen met de huidige systeeminterventies
zal een averechtse uitwerking hebben en de zaak erger maken. De kans is groot dat Europa onder een teveel
aan markt en bureaucratie en een tekort aan politieke daadkracht en solidariteit implodeert en met haar
burgers in een vrije val terechtkomt.
Er zijn al veel bezorgde burgers die dit scenario zien opdoemen en hun terechte zorgen mobiliseren onder
de banieren van onder andere "Occupy". Zij willen overheden laten zien dat een evenwichtiger balans
tussen markt en algemeen belang een noodzaak is. Welke politicus durft naar deze burgers te luisteren
en zich hard te maken voor noodzakelijke veranderingen in de huidige politieke en institutionele
structuur? Veranderingen die burgers de democratische invloed geven om overheden te dwingen de
uitwassen van marktwerking echt aan te pakken en niet meer hun politieke verantwoordelijkheid kunnen
afdekken met de zoveelste systeeminterventie.
Niet een sterke Europese bank maar een sterke Europese democratie is het beste middel om orde
te scheppen in de chaos die werd gecreëerd door de "animal spirits" van Keynes. Een sterke democratie
zal er voor zorgen dat de overheid het maatschappelijk belang niet langer kan veronachtzamen. Zo'n
overheid wordt dan niet langer als vijand maar als bondgenoot gezien. Een bondgenoot die "moral hazard"
en "hubris" voorkomt en er op toeziet dat mensen verantwoordelijkheid voor het geheel nemen. Zo'n
overheid reduceert een deel van de bestaansrisico's en kan een beroep doen op haar burgers om, daar
waar nodig, de offers te brengen om werkelijk uit de crisis te geraken.
-
Energietransitie is nu hopeloze zaak
Published in: Financieel Dagblad
6-10-2011
Energietransitie is nu hopeloze zaak
MAARTEN VAN DER KLOOT MEIJBURG
De discussie over energietransitie heeft niets temaken met energie en alles met de verhouding tussen
de rol van de markt en die van de overheid. In het na 1945 gevestigde vrijhandelsysteem van de
Oesolanden waren de grenzen voor internationale handel weliswaar open maar waren de economieën
in een nationale maatschappelijke context ingebed en bleven zo gevoelig voor staatsinterventies.
De burger kon via het staatsapparaat invloed op de lokale economie uitoefenen. Zo kon Nederland,
doordat de overheid het afdwong en investeerde in een zeer kostbaar gasnet, in de jaren zestig in
korte tijd een energietransitie van kolen en stookolie naar gas realiseren. Twintig jaar neoliberalisme
heeft ervoor gezorgd dat die nationale context eigenlijk iet meer bestaat. Er heeft een transformatie
plaatsgevonden naar een internationaal economisch systeem dat kan opereren op een grenzeloos speelveld
en niet of beperkt kan worden gecontroleerd door de wil van de burger. De markt heeft geen
langetermijnvisie en zal altijd op korte termijn naar de goedkoopste oplossing zoeken om de
productiefactoren in te zetten of haar marktmacht aanwenden om te snelle transities te voorkomen.
Milieu heeft geen of hele slechte prijsprikkels dus daar reageert de markt niet op en de energiemarkt
is in hoge mate oligopolistisch en monopolistisch dus deze spelers zullen hun marktmacht mis- of
gebruiken en de transitie vertragen. Willen we echt dat er een energietransitie gaat plaatsvinden
dan moet dat worden gestimuleerd met heldere doelstellingen in een eenduidig Europees milieu- en
energiebeleid. Hierbij gaat het om de volgende zaken:
- verplichte doelstelling voor 2020 voor het deel duurzame energiebronnen in de brandstoffenmix van energieproducenten;
- invoering van belasting op fossiele brandstoffen voor alle sectoren;
- afschaffen van het ETS CO2-handelssysteem dat wel financiële winsten creëert maar geen Co2-winst;- verplichte doelstellingen voor energiebesparing in de industrie;
- doorbreken van oligopolide en monopolistische marktmacht van grote energiespelers;
- oprichten van een publiek/privaat duurzaam Europees investeringfonds dat een substantieel deel van de belastingopbrengst op fossiele brandstoffen gebruikt voor het ontwikkelen en toepassen van duurzame innovatie.
Helaas is voor een dergelijk beleid wel een Europees staatsapparaat nodig dat op basis van het algemeen belang de energietransitie kan afdwingen. Ik ben eigenlijk bang dat we, net als in de bankencrisis, lekker nationaal blijven doormodderen en blijven wachten op de reddende onzichtbare hand. Als we niet in staat zijn de vicieuze cirkel van nationale staten en naïeve marktwerking te doorbreken, blijft de energietransitie een wassen neus.
-
Vertrouwen herstellen, dit wordt de eeuw van de broederschap
Published in: Financieel Dagblad
2-1-2010
Vertrouwen herstellen, dit wordt de eeuw van de broederschap
MAARTEN VAN DER KLOOT MEIJBURG
Op 1 december vorig jaar was het dan zo ver: het Verdrag van Lissabon treedt eindelijk in werking. In de uiteindelijke versie van 'Lissabon' is niet langer het Handvest van grondrechten van de Europese Unie integraal opgenomen, maar via een omweg krijgt het handvest in de meeste lidstaten toch rechtskracht. Helaas.
Het is om twee redenen jammer dat de Europeanen het moeten doen met het Handvest en niet een echte grondwet krijgen. Ten eerste omdat een echte Europese grondwet voor gemeenschappelijke Europese waarden kan zorgen waarin we ons als Europese burgers herkennen. Ten tweede, en dat is tevens de reden van dit essay, omdat we de kans laten liggen om over nieuwe waarden voor een Europese grondwet te discussiëren.
Een grondwet vormt immers de basis van het institutionele kader, dat wil zeggen het geheel van wetgevende instanties en instituties als wetten en regels. De basiswaarden van de huidige institutionele kaders stammen echter uit de tijd van de Verlichting, lees de 18e eeuw. De Verlichtingsideeën over gelijkheid, vrijheid en broederschap berusten op een mensbeeld dat niet meer houdbaar is. Een discussie over de waarden van een nieuwe Europese grondwet zou een uitgelezen kans zijn om ze te herijken met gebruik van inzichten uit de sociale, cognitieve en evolutionaire psychologie en neurologie over het menselijk handelen.
Geschiedenis herhaalt zich
In de 19e eeuw werden overal in Europa grondwetten opgesteld die het sociale contract tussen burger en staat formaliseerden. In een grondwet worden de rechten van individuele burgers vastgelegd. Centraal stonden de Verlichtingsideeën over vrijheid, gelijkheid en broederschap, maar dan ontdaan van emoties en gereduceerd tot kale rationele concepten. Het begrip gelijkheid werd in de 20ste eeuw door leiders van communistische regimes op deze wijze toegepast, met miljoenen doden als resultaat.
Nu lijkt die geschiedenis zich te herhalen (zonder al die doden wel te verstaan). Een absolute geloof in de zegeningen van individuele vrijheid en rationaliteit brengt burgers terug tot calculerende consumenten en aandeelhouders die elkaar voor de laagste prijzen en de hoogste rendementen naar het leven staan. Dit geloof raast al meer dan twintig jaar als neoliberale wind over de wereld.
Het heeft er voor gezorgd dat de meeste publieke bedrijven zijn vervangen door private bedrijven die een internationale aandeelhouder dienen in plaats van de burger. Het heeft de mens als homo economicus verstrikt in een permanente zoektocht naar rendement. Het heeft het onderling vertrouwen uitgehold en de behoefte vergroot om dat vertrouwen weer via de wet te herstellen. Het heeft gemeenschapszin vervangen door ongebreidelde zelfzucht.
De neoliberale wind tast uiteindelijk de grondtoon van de democratie aan. Democratisch betekent voor velen niet langer de burger als basis voor de staat maar juist het tegenovergestelde: de burger versus de staat.
Gestimuleerd door een terugtrekkende overheid en de deregulering van veel publieke diensten, is een supermarkt voor maatschappelijke producten ontstaan. In die supermarkt speelt de overheid vooral de rol van toezichthouder. Zij moet er op toe moet zien dat de markt zijn werk doet en de beste diensten tegen de laagste prijzen levert, maar door de internationale verwevenheid is die overheid daar steeds minder goed toe instaat.
Bij de burgers roept dit het beeld op van machteloze regeringen en slappe leiders. Veel burgers voelen zich aan hun lot overgelaten en kunnen zich steeds moeilijker identificeren met het beleid van nationale regeringen.
Adam Smith, de vader van de markteconomie, stelde al: "Wij hebben een verlangen tot wederkerigheid en samenwerking, er van uitgaande dat het algemeen belang een collectief goed is waar we allemaal zowel materieel als fysiek beter van worden". Een groeiend legioen van zwevende kiezers gaat daar niet meer van uit en heeft het vertrouwen in de gevestigde politieke instituties verloren.
De onmacht van nationale regeringen zal in de 21ste eeuw toenemen en het vertrouwen van burgers in de bestaande instituties zal verder afnemen, terwijl nationale regeringen steeds meer tastbare offers van burgers zullen moeten vragen voor noodzakelijke maar tot op zekere hoogte ongrijpbare toekomstige doelen. De nationale politici en regeringen zijn verzeild geraakt in een spagaat: ze moet op het internationale speelveld de vrijheid van de mens als homo economicus waarborgen en tevens de zorg dragen voor het algemeen belang.
Barrières
Douglas North, winnaar van de Nobelprijs voor economie, noemde instituties 'door mensen gemaakte barrières die menselijke interactie structureren'. Instituties kunnen daarmee bijdragen aan een balans tussen zelfzucht en groepsdruk en daarmee gemeenschapszin bevorderen. De huidige Europese instituties bezitten dat vermogen helaas niet meer en verliezen daardoor draagvlak. Deze trend kan gekeerd worden door de Verlichtingsideeën van vrijheid en gelijkheid, die de basis vormen van de grondwetten van deze instituten, aan te passen aan de conventies van de 21ste eeuw.
Er is de afgelopen tweehonderd jaar erg veel veranderd. Het geloof in absolute en universele waarden heeft plaats gemaakt voor een postmodernistische moraal waarin alles kan worden gerelativeerd. De gesloten netwerken van burgers in dorpen en steden, die binnen natiestaten voor een referentiekader en sociale druk zorgden, verdwijnen als sneeuw voor de zon. Ze worden ingewisseld voor open internationale, virtuele netwerken waarin burgers anoniem kunnen blijven en continu van identiteit kunnen wisselen.
De globalisering zorgt er voor dat burgers de wereld als referentiekader krijgen. De nieuwe wereldburger hoeft niet langer rekening te houden met de conventies van één groep maar heeft de vrije keuze uit een palet van conventies. In het licht hiervan zouden politici zich openlijk met de volgende vragen moeten bezig houden; kan het parlement in de beschreven context nog wel de belangen van àlle burgers op de juiste wijze vertegenwoordigen? Kan de nationale democratische rechtstaat op een mondiaal speelveld de rechten voor alle burgers op dezelfde wijze garanderen? Hebben de oude nationale waarden nog voldoende verbindend vermogen voor alle burgers? Heeft de nationale staat nog genoeg draagvlak voor het uitdragen van de collectieve wil?
Die vragen zullen geheel of gedeeltelijk ontkennend beantwoord worden. Er is daarom een nieuw institutioneel kader nodig waarin emoties een rol krijgen en dat gaat zorgen voor betere balans tussen individuele vrijheid en het algemeen belang.
Bij de zoektocht naar de nieuwe kaders moet gebruik worden gemaakt van voortschrijdend inzicht. Ten eerste moeten menselijke emoties een belangrijke plaats krijgen. Gebruik nieuwe kennis en inzichten van gedragwetenschappers over onze onbewuste sociaal-psychologische drijfveren. Wetenschappers vinden steeds meer bewijzen dat we veelal onbewust handelen en gedreven worden door emoties in plaats van door de rede.
Gemeenschapszin
Ten tweede: door de toenemende internationale verwevenheid veranderen de vorm en rol van de nationale staat als referentiekader. Toch is het van belang voor gemeenschapszin dat burgers verbonden worden door gezamenlijke waarden. Een nieuwe Europese grondwet kan daarbij een belangrijke rol spelen.
Ten derde moet economisering van het maatschappelijk speelveld beperkt worden. Creëer ruimte voor andere dan economische waarden. Laat de mens niet louter als rationele economische agent functioneren, maar schep ruimte voor zijn sociale en emotionele kant.
Naast het gebruik van nieuwe inzichten zullen er tijdens de zoektocht een aantal gangbare veronderstellingen op hun bruikbaarheid en geldigheid moeten worden getoetst. Als eerste moet het rigide geloof in de maakbaarheid van de wereld worden bijgesteld. Menselijke interactie is niet in formules en modellen te vatten. Dring de invloed van centrale planbureaus terug en laat veel ruimte voor spontane processen in analyses over het menselijk handelen.
In aansluiting op het vorige punt moet de algemene bruikbaarheid en toepassing van onze rationele rechtssystemen worden bijgesteld. We moeten de beperkingen van die systemen analyseren in de context van nieuwe psychologische inzichten over het menselijk handelen. Een betere balans in de wisselwerking tussen formele instituties (wetten) en informele instituties (normen en waarden) is daarbij het uitgangspunt. De rechter en het recht hebben voor de oplossing van veel problemen te beperkte mogelijkheden.
Tevens moeten we aanvaarden dat we geëvolueerde sociale dieren zijn die voortdurend geconfronteerd worden met een dilemma: we willen vanzelfsprekend wat goed is voor onszelf en de meesten van ons willen tegelijkertijd datgene wat eerlijk en goed is voor de groep. Om dit dilemma te kunnen oplossen moeten wederkerigheid en groepsdruk een belangrijke rol spelen; instituties moeten voor een goede werking van wederkerigheid en groepsdruk zorgen.
Bazen en bovenbazen
Als laatste moeten we vraagtekens zetten bij het nut van 'verticale structuren'. Bij de meeste grote publieke en private organisaties wordt samenwerken nog steeds georganiseerd met behulp van structuren met bazen en bovenbazen. Deze structuren zorgen in onze genivelleerde informatiemaatschappij voor twee grote problemen. Ze zijn niet geschikt om individuele vrijheid en de eigen verantwoordelijkheid een rol te laten spelen en ze frustreren de vrije stroom van informatie en kennis.
Door toepassing van platte structuren kan meer autonomie en zelfsturing plaatsvinden en kan worden voorkomen dat de visie en de belangen van een netwerk te veel invloed krijgt. Met horizontale structuren kunnen macht en kennis evenwichtiger worden verdeeld en een veelheid van waarden en inzichten beter in besluitvorming worden vertegenwoordigd.
Mensen kunnen zowel zelfzuchtig als onbaatzuchtig zijn, zowel coöperatief als competitief. Individuele keuzes staan nooit helemaal los van het belang van de groep. Dit heeft zowel gedrag bevorderd dat leidt tot het minimaliseren van verschillen in de groep als tot gedrag dat juist de verschillen tussen individuen vergroot. Wij conformeren ons gedrag graag aan de gewoonten van een groep door bijvoorbeeld dezelfde kleding te dragen of eenzelfde taalgebruik te bezigen, terwijl we in diezelfde groep buitengewoon hechten aan onze eigen status en reputatie.
Eeuw van de broederschap
Instituties kunnen de wisselwerking tussen individuele en groepsbelangen positief beïnvloeden. Dit is van groot belang in het huidige informatie tijdperk waar de groep als referentiekader zo groot en ongrijpbaar is geworden dat het net lijkt alsof het groepsbelang niet meer relevant is. Helaas hebben de instituties die wisselwerking de laatste decennia juist negatief beïnvloed.
Ondanks wetenschappelijk onderzoek dat steeds duidelijker aantoont dat ons geluk in belangrijke mate wordt bepaald door het geluk van de groep, lag en ligt de focus van onze wetgevende instanties op het versterken van de rol van het individu. De zoektocht naar een nieuw institutioneel kader voor de 21ste eeuw is daarom een zoektocht naar een nieuw verbond tussen burgers onderling en naar een nieuw verbond tussen burgers en overheid.
In de zoektocht moet daarom broederschap centraal staan. Niet de broederschap uit het tijdperk van de rede maar broederschap zoals sociale dieren dat beleven. Met zo'n focus op broederschap kunnen instituties het wantrouwen in onze informatiesamenleving terugdringen en bijdragen aan stabielere toekomstverwachtingen.
-
Overheid, investeer in de opslag van duurzaam opgewekte energie
Published in: De Volkskrant
26 maart 2009
Overheid, investeer in de opslag van duurzaam opgewekte energie
MAARTEN VAN DER KLOOT MEIJBURG
Windenenergie kan alleen een hoofdrol krijgen als er capaciteit komt om overtollige energie op te
slaan, zegt Maarten van der Kloot Meijburg.
Minimaal 37 procent duurzame elektriciteit in 2020, dat is de doelstelling van de Nederlandse
regering. Maar zonder investeringen in opslag van energie zal het moeilijk worden een betrouwbare
elektriciteitsvoorziening te garanderen.
De elektriciteitsvraag varieert namelijk sterk over de dag. Als er bijvoorbeeld grote vraag is bij
de overgang van nacht naar dag, wordt dat opgevangen door flexibele gasgestookte centrales. Omdat
elektriciteit nog niet uit voorraad kan worden geleverd en je het niet harder kunt laten waaien,
moet de piekvraag in 2020 worden opgevangen door conventionele centrales.
De problemen worden nog eens vergroot door de grote aantallen windturbines die tegen die tijd in de
ons omringende landen staan opgesteld. Als het niet waait aan de Nederlandse kust, waait het meestal
ook niet in de kustgebieden van België, Engeland, Duitsland en Denemarken.
Door het bouwen van veel windmolens, kan er bij windstilte dus een enorme onbalans ontstaan tussen
vraag en aanbod van elektriciteit. Het gevaar van een netstoring is dan reëel: het licht gaat uit.
Hoe meer duurzame bronnen beschikbaar zijn, des te meer conventionele bronnen onbenut blijven.
Conventionele centrales blijven echter wel als reservecapaciteit nodig. Om de kosten van
onderbenutting van deze centrales goed te maken, zullen zij tijdens windstille (en zonarme)
perioden hun energie tegen torenhoge prijzen op de markt brengen.
Goedkope elektriciteit uit het buitenland hoeven we niet te verwachten: dat kampt met hetzelfde
probleem. De kosten van onderbenutte conventionele centrales maken in de toekomst de elektriciteit
heel duur.
Uit het kwaliteits- en capaciteitsplan 2006-2012 van netbeheerder Tennet blijkt dat zonder
aanvullende voorzieningen ongeveer zes keer het huidige windvermogen in het Nederlandse systeem
kan worden geïntegreerd. Maar als gevolg van de duurzame doelstelling van de regering moet tot
veertien keer het huidige windvermogen worden geïntegreerd. Een opslagsysteem kan door wind
opgewekte energie opslaan op momenten van veel wind en elektriciteit leveren op windstille momenten.
Het zou mogelijk moeten zijn overproductie van elektriciteit, bijvoorbeeld 's nachts, op te slaan
en te verkopen op momenten dat het windstil en relatief donker is.
Om op grote schaal duurzame elektriciteit op te wekken en tegelijkertijd het licht tegen een
redelijke prijs aan te kunnen houden, zijn extra voorzieningen voor grootschalige energieopslag
belangrijk.
Nederland beschikt niet, zoals Noorwegen, Zwitserland en Frankrijk, over bergmeren waarin tijdens
perioden van overproductie water kan worden opgepompt.
Maar er zijn wel andere manieren van opslag. Zo is er een voorstel voor een 'valmeer' voor de
Zeeuwse kust. Deze valmeercentrale pompt bij een overschot aan elektriciteit, zeewater uit het meer
in de omringende zee, bij een tekort stroomt zeewater in het meer waardoor een generator wordt
aangedreven.
Ook bestaan er plannen voor een Compressed Air Energy Storage (CAES) in zoutkoepels in Twente. Dat
is een warmtekrachtcentrale met een elektrische compressor, waardoor overtollige energie kan worden
omgezet in hoge luchtdruk.
Er zijn ook voorstellen voor een ondergrondse pompaccumulatiecentrale (OPAC) in Zuid-Limburg. Die
werkt net als het eerder genoemde valmeer. Een groot waterbassin op 1.400 meter diepte staat in
verbinding met een bovengronds meer dat volgepompt wordt als voldoende elektriciteit beschikbaar
is, en dat weer leegloopt en door middel van turbines elektriciteit teruglevert als er tekorten
zijn.
Uit studies van de TU Delft blijkt dat deze opslagsystemen in het Nederland veel operationele
kosten kunnen besparen. Vooral als het aandeel van windenergie in ons elektriciteitsaanbod
toeneemt.
Tevens maken de vermeden brandstofkosten en CO2-besparingen van conventionele centrales
investeringen in deze opslagsystemen rendabel. Waarom komen deze projecten dan niet tot
ontwikkeling?
Het antwoord is eenvoudig: opslagsystemen verdienen zich pas over een lange termijn terug.
De investeringsrisico's zijn voor marktpartijen te groot zijn.
Daarom zou de overheid een deel van de subsidies die nu voor duurzaam geproduceerde elektriciteit
beschikbaar zijn, moeten vrijmaken voor het scheppen van opslagcapaciteit.
Diverse studies en berekeningen tonen aan dat dit budgetneutraal kan. Extra windturbines worden
snel gebouwd; de doorlooptijd na vergunning is ongeveer één jaar. De bouw van opslag duurt een
stuk langer, zo'n jaar of tien.
Als de Nederlandse overheid de duurzame doelstellingen wil realiseren en elektriciteitvoorziening
betaalbaar en op duurzame manier betrouwbaar wil houden, moet er snel wat gebeuren aan
grootschalige opslag.
-
Innovatie vergt ander model
Published in: Het Financieele Dagblad
9 maart 2009
Authentieke leiders moeten sturen op zelfbeschikking en samenwerking
MAARTEN VAN DER KLOOT MEIJBURG
Sinds de jaren 70 hebben we een liberale maatschappij waarin individuele vrijheid en eigen
verantwoordelijkheid een belangrijke rol spelen. Bestuurders van grote ondernemingen daarentegen
maken nog steeds massaal gebruik van een businessmodel dat stoelt op niet-liberale instrumenten
zoals strategische planning, controles en opgelegde opdrachten. Het wordt tijd dat dit model wordt
ingeruild voor een model waarbinnen werknemers niet alleen in jaarverslagen 'empowered' worden.
Grote ondernemingen hebben bestaansrecht omdat ze synergetische voordelen kunnen halen uit het
efficiënt laten samenwerken van grote groepen mensen. Vanaf het begin van de 20ste eeuw zorgde
het businessmodel van de 'American Corporation' voor die synergie. Het model, dat is gebaseerd
op verticale integratie, verticale hiërarchie en centrale besluitvorming, sloot goed aan op de
gelaagde en paternalistische maatschappelijke structuur en een op productie gerichte economie.
Hoewel de maatschappij al lang niet meer dezelfde gelaagdheid heeft en het accent van de economie
is verschoven van productie naar informatie, wordt samenwerken in 90% van de grote ondernemingen
op de oude manier georganiseerd.
Echter, een businessmodel dat gekalibreerd is op de onderneming als een machine, is niet geschikt
om individuele vrijheid en de eigen verantwoordelijkheid een rol te laten spelen. Creatieve
werknemers gaan dan ook liever als zzp'er aan de slag - zelfstandige zonder personeel. Dit zou
een oplossing voor de toekomst kunnen zijn, maar daarmee blijven de synergetische waarde van
samenwerkende mensen die binnen grote ondernemingen voor een gezamenlijk doel werken onbenut.
Tevens frustreert het model de vrije flow van informatie en kennis die in een mondiale
kenniseconomie zo van belang is.
In de top van de piramide wordt in toenemende mate vertrouwd op informatie die door rigide
ICT-controlesystemen en door externe bronnen wordt gegenereerd. Het zorgt ervoor dat het
topmanagement van de onderneming steeds meer in de eigen virtuele werkelijkheid gaat geloven,
hetgeen een belangrijke oorzaak is van het mislukken van het gros van de reorganisaties en overnames.
De problemen worden door de businessgoeroes onderkend, maar in hun oplossing blijft het model van
de American corporation intact. Zij proberen met coaches, trainers en leiders zelfbeschikking en
individuele vrijheid in het model te passen. Er worden honderden miljoenen aan besteed, maar het
zijn de coaches, trainers en de leiders die er echt van lijken te profiteren. Willen grote
ondernemingen in de 21ste eeuw bestaansrecht hebben, dan is een decentraal model nodig met een
horizontale hiërarchie dat stuurt op intermenselijke relaties, gebaseerd op deskundigheid,
samenwerking en zelfbeschikking.
Om zo'n model in grote ondernemingen te introduceren is lef nodig, maar het is de moeite waard.
Authentieke leiders kunnen dan als primus inter pares sturen op zelfbeschikking en samenwerking.
Zo kunnen ook tunnelvisies van leiders worden gecorrigeerd, leidt de decentrale aanpak tot zinvolle
coördinatie, en genereren vrije en verantwoordelijke werknemers relevante informatie voor innovatie
waarmee, zonder hulp van externen, snel kan worden ingespeeld op marktontwikkelingen. Bovendien
lopen bedrijven weer in de pas met de liberale maatschappelijke trend.
-
Na het feestmaal de moraal
Published in: Het Financieele Dagblad
8 oktober 2008
Marktwerking zonder morele inbedding stimuleert jarenlang najagen eigenbelang
MAARTEN VAN DER KLOOT MEIJBURG
Marktwerking zonder morele inbedding leidt onherroepelijk tot een nieuwe crisis. De huidige
kredietcrisis leidt tot veel debat over marktwerking en regulering. Daarbij wordt het aspect
van morele of sociale inbedding vergeten.
Het menselijk gedrag wordt gekenmerkt door een permanente spanning tussen onze egoïstische neiging
tot zelfverbetering en onze sociale wens tot verbetering van het welzijn van de groep. Deze spanning
komt ook naar voren in de categorisering van onze soort.
Psychologisch onderzoek deelt mensen in drie sociale categorieën in. De prosociaal georiënteerde
mens (50-60% van de bevolking) wil het goede voor de groep en is bereid offers te brengen voor een
ander. De individualistisch georiënteerde mens (25-35% van de bevolking) wil wel wat voor een ander
doen, maar verwacht daar op termijn iets voor terug. De competitief georiënteerde mens (10-15% van
de bevolking) kijkt vooral of hij niet minder dan een ander krijgt en wil meer dan een ander.
Deze laatste groep scoort het laagst op vertrouwen en vertrouwt anderen ook niet. Ze houden eerlijke
mensen eerder voor dom. Slim en sluw gaan voor hen samen.
Om de spanning tussen egoïstisch en sociaal handelende mensen in balans te houden, spelen ongeschreven
regels zoals wederkerigheid een belangrijke rol. Op basis van wederkerigheid kunnen mensen inschatten
of samenwerking loont en kan er een vertrouwensband ontstaan.
Wij hechten om die reden buitengewoon aan onze status en reputatie. We willen de andere groepsleden
laten weten dat we te vertrouwen zijn. Ons sociaal en moreel handelen wordt daarom in hoge mate
bepaald door de perceptie van wat anderen van ons denken. In het uiterste geval straft de groep
individueel gedrag, dat het evenwicht tussen eigen en groepsbelang te veel verstoort, af door
individuen buiten het collectief te plaatsen.
Echter, twintig jaar 'nieuw' kapitalisme, gebaseerd op het principe van de homo economicus,
uitgerust met een ongelimiteerde vrije wil, rationaliteit en egoïsme, heeft een maatschappelijk
speelveld gecreëerd dat mensen prikkelt om hun eigenbelang via het marktmechanisme te verzilveren.
Deze prikkelstructuur heeft een walhalla gecreëerd voor de competitief georiënteerde mens. Het
gedrag van deze groep mensen gedijt uitstekend in een niet-morele structuur. Het is dan ook niet
verwonderlijk dat deze relatief kleine groep disproportioneel vertegenwoordigd is in de te verdelen
private en publieke topfuncties. Ze gebruiken hun machtsposities, in lijn met hun sociale geaardheid
om het eigenbelang verder van het groepsbelang te ontkoppelen.
In hun organisaties wordt egocentrisch gedrag met niet-morele financiële prikkels bevorderd. Zij
ondermijnen daarmee een goede werking van wederkerigheid, hetgeen uiteindelijk het fundament onder
het marktmechanisme, te weten vertrouwen, weghaalt.
De kredietcrisis is dan ook een vertrouwenscrisis. Een crisis veroorzaakt door de disproportionele
invloed van de competitief georiënteerde mens. Het debat moet daarom gaan over het beperken van dit
ongewenste effect van marktwerking. Marktwerking moet zijn ingebed in een institutionele
prikkelstructuur die zorgt voor balans in de belangen van egoïstisch en sociaal handelende mensen.
Die prikkelstructuur moet de toegevoegde waarde van het collectief ondersteunen en de werking van
wederkerigheid en samenwerking bevorderen.
Individuen die zich voor het collectief inzetten, moeten in die structuur voor hun inspanningen
worden beloond. Individuen die het collectief gebruiken voor zichzelf moeten als 'free riders'
worden ontmaskerd en bestraft. Adam Smith begreep dit al toen hij stelde: 'Wij hebben een verlangen
tot wederkerigheid en samenwerking, ervan uitgaande dat het algemeen welzijn een collectief goed is
waar we allemaal zowel materieel als fysiek beter van worden.'
Die prikkelstructuur moet het vertrouwen herstellen en de enorme invloed van het moreel
onverschillige 'nieuwkapitalistische' netwerk van topmanagers en bestuurders terugdringen
om een volgende crisis te vermijden.
-
"Beheers de energierisico's"
Published in: Financieele Dagblad
Date: March 5 2008
This article is available online » http://www.fd.nl/
Beheers de energierisico's
MAARTEN VAN DER KLOOT MEIJBURG
Prijsschommelingen toenemend bedrijfseconomisch gevaar voor industrieel bedrijf
Eind jaren negentig zijn in Europa de nationale energiemarkten gedereguleerd.
Zo maakten stabiele, gereguleerde grondstoffenprijzen voor olieproducten,
aardgas en elektriciteit plaats voor volatiele prijzen, bepaald door vraag en aanbod.
De prijzen vormen een toenemend bedrijfseconomisch probleem voor (industriële) bedrijven,
die daarvan direct en/of indirect afhankelijk zijn.
Energiegrondstoffen zijn fysieke producten die een efficiënte marktwerking beperken.
Zo is de capaciteit van het netwerk vaak beperkt, waardoor het lastig is om aanbod met
lage kosten naar de gebieden met hoge kosten te transporteren. Ook zijn opslag en
capaciteit beperkt en is vraag en aanbod van energiegrondstoffen sterk afhankelijk van
de temperatuur. De prijsvolatiliteit is daarom vaak veel groter dan van onderliggende
waarden als rente en valuta's die op financiële markten worden verhandeld. Prijs en
volumerisico's van deze grondstoffen zijn daarom groot, versterkt door onverwachte
productie-uitval, wisselende weersinvloeden en onzekere wetgeving op het vlak van energie.
De laatste vier jaar zijn de prijzen van primaire energiegrondstoffen sterk gestegen,
waardoor al die risico's een steeds grotere zorg vormen voor het management van (industriële)
bedrijven. Primaire energiegrondstoffen zijn vaak de basis voor andere productiegrondstoffen.
Om de invloed van prijsschommelingen te beperken, moeten deze bedrijven beleid en instrumenten
ontwikkelen om de risico's af te dekken. Sommige industriële bedrijven hebben de handschoen
goed opgepakt, maar helaas lopen de meeste achter de feiten aan en blijft energierisicomanagement
bijzaak, belegd bij de energie-inkoper van het bedrijf.
Dat management moet op een hoger plan worden gebracht. Het topmanagement moet zich beter
vergewissen van de invloed van gevoelige energieprijzen. Het zou opdracht moeten geven om
het energierisico in de keten te kwantificeren, zodat het zicht krijgt op de invloed van
energierisico's op het bedrijfsresultaat.
De analyse moet uitmonden in een beleid en een afdekkingsstrategie, die minimaal meer moet
opleveren dan zonder die strategie. Afhankelijk van het profiel kan het bedrijf kiezen voor
gehele of gedeeltelijke risicoafdekking.
In de huidige onzekere markt, een gevolg van de kredietcrisis, is het zaak de belangrijkste
aandeelhouders, klanten en banken zekerheid te geven over de bedrijfsrisico's. Door de
invloed van energieprijsrisico's te verkleinen, verschaffen industriële bedrijven zekerheid
over dit belangrijke risico en creëren daardoor meer waarde, door efficiënter gebruik te maken
van beschikbaar kapitaal, door kasstromen te stabiliseren en door meer zekerheid te bieden
over de haalbaarheid van de geprognosticeerde bedrijfsresultaten.
Maarten van der Kloot Meijburg is directeur van MKMConsultancy en partner bij Eriskgroup,
Energy & Finance.
Energiegrondstoffen vormen vaak de basis voor andere stoffen die bij de productie gebruikt worden
-
"Afdeling personeel hoort in voorhoede van bedrijf"
Published in: Financieele Dagblad
Date: July 13 2007
This article is available online » http://www.fd.nl/
Afdeling personeel hoort in voorhoede van bedrijf
MAARTEN VAN DER KLOOT MEIJBURG
Om medewerkers te binden en te boeien is het noodzakelijk dat ondernemingen medewerkers
als personen in plaats van als ‘resources’ gaan behandelen. Die houding is bij veel
ondernemingen slechts terug te vinden in voetnoten bij jaarverslagen. Om dit in de
kenniseconomie feitelijk tot stand te brengen is een sterk gewijzigde personeelsafdeling
nodig. Die moet een krachtig mandaat hebben en beschikken over een sterke positie in de organisatie.
In de heersende filosofie heeft de personeelsafdeling een ondersteunende rol op afstand
en voert het lijnmanagement de kernfuncties van het personeelsmanagement uit. De medewerker
wordt als persoon ondergeschikt gemaakt aan zijn prestaties. Die prestaties moeten worden
uitgedrukt in meetbare kengetallen en verwerkt in een informatiedashboard.
Het personeelsmanagement staat op afstand en verschaft afgemeten informatie
over de prestatie en voorkomt tijdsverlies van coaching en ander interpersoonlijk contact.
De uitvoerend manager behandelt de medewerkers als meetbare en stuurbare economische
variabelen in het streven om vaak te hoge financiële targets te halen. Er is echter
een probleem. Deze ‘command and control’-aanpak leidt tot vervreemding en staat
haaks op wat nodig is. De markt dwingt ondernemingen hun organisatie continu aan
te passen, vaak van binnenuit. Dat vraagt betrokken, innovatieve en creatieve medewerkers.
In een kennisgedreven economie moet het menselijk kapitaal worden gekoesterd om
aandeelhouderswaarde te creëren.
De personeelsafdeling moet verplaatst worden van de achterhoede naar de voorhoede.
Ze moet erop toezien dat de sociale en emotionele aspecten in het personeelsmanagement
worden verankerd. Ze moet geen reactieve stafafdeling, maar een slagvaardige,
onafhankelijk en proactief bedrijfsonderdeel zijn. Ze moet een stevig mandaat krijgen
om bestaande en nieuwe instrumenten efficiënt toe te passen. Die personeelsafdeling reikt
het uitvoerend management aan hoe de onderneming fitter kan worden door inzicht te verschaffen
in de dynamiek van de ‘onzichtbare’ sociale en emotionele aspecten van de medewerkers. Zij
creëert, samen met het uitvoerend management, een sfeer van betrokkenheid die medewerkers
motiveert om eigen verantwoordelijkheid te nemen; een sfeer waarin het menselijk kapitaal optimaal
kan renderen.
De personeelsafdeling rapporteert direct aan de ceo en stuurt aan op duidelijk omschreven
sociale kernwaarden
zoals participatie, bewustzijn, potentie en samenhang. Centraal wordt het overkoepelende
personeelsbeleid vormgegeven. Daar worden ook de personeels- en informatiebestanden actief
beheerd en daar ligt ook de verantwoordelijkheid voor eigen doelstellingen en targets. Op
lokaal niveau opereert een mobiel team van consultants met praktische personeelsmanagementervaring.
De consultant is de externe coach maar ook de ‘trouble shooter’ die met de uitvoerend manager
verkeert op voet van gelijkheid.
De nieuwe personeelsafdeling is verantwoordelijk voor het optimaliseren van het menselijk
kapitaal. Samen met het uitvoerend management draagt ze zorg voor een optimaal klimaat,
zodat de onderneming een beroep kan doen op de volledige toewijding en capaciteit van de medewerkers.
-
"EU-regels fnuikend voor energiemarkt"
Published in: Financieele Dagblad
Date: March 15 2007
This article is available online » http://www.fd.nl/
EU-regels fnuikend voor energiemarkt
MAARTEN VAN DER KLOOT MEIJBURG
Bedrijfsrisico's die een resultante zijn van deregulering van de markt voor gas en elektra zullen de
Europese nutsbedrijven kwetsbaar maken. Ze tasten de toekomstige rentabiliteit en solvabiliteit van
de nutsbedrijven aan. Dit wordt versterkt doordat bedrijven hun oligopolistische positie op de
thuismarkt verliezen.
De wat kleinere en daardoor minder gediversifieerde en minder kapitaalkrachtige nutsbedrijven worden
het sterkst getroffen. Op het toekomstige 'level playing field' in de nutssector wordt het
voortbestaan van deze bedrijven onzeker.
De recente dereguleringsgeschiedenis in de VS leert dat de huidige winstgevendheid van de Europese
nutsbedrijven als sneeuw voor de zon kan verdwijnen als ze echt worden blootgesteld aan de
bedrijfsrisico's van een geliberaliseerde nutsmarkt. Hoewel de Europese markten een andere dynamiek
kennen dan dezelfde markten in de VS zijn de bedrijfsrisico's die aan de markt, de regelgeving en
de financiering zijn gerelateerd, grotendeels hetzelfde.
Ten eerste de marktrisico's. De fysieke beperkingen van gas en elektriciteitsproducten, zoals
beperkte transport- of opslagcapaciteit en seizoensgevoeligheid, zorgen in een geliberaliseerde
markt voor sterk schommelende marktprijzen die de risico's van de nutsactiviteiten vergroten. Die
prijsrisico's worden in de toekomst nog groter onder invloed van onzekere prijzen van
CO2-certificaten en grondstoffen.
De kans op grote verliezen in de handelsportefeuilles en/of verliezen op ongedekte
langetermijninvesteringen zal toenemen. Op de Europese nutsmarkt met relatief weinig spelers
vergroten de sterk schommelende prijzen daarbij de risico's. Indien een tegenpartij failleert,
resten ongedekte posities en verliezen. De extra kosten en/of verliezen moeten met eigen financiële
middelen worden opgevangen en kunnen niet meer worden afgewenteld op de eindafnemers of de staat.
In de tweede plaats de financieringrisico's. Veel nutsbedrijven kiezen voor groei door overnames.
Om het hefboomeffect te vergoten en de financieringslasten te drukken wordt daarbij vaak gebruik
gemaakt van agressieve financieringsstrategieën die balansen verzwakken en de gevoeligheid voor
rentestijgingen versterken. Bepaalde financieringstechnieken kunnen, in de onzekere nutsmarkt,
zelfs bijdragen tot financiële instabiliteit. Meestal wordt gekozen voor buitenlandse overnames.
Bedrijven zijn meestal te optimistisch over de te behalen voordelen en onderschatten de uitdagingen
van buitenlandse investeringen. Een foutieve inschatting van deze uitdagingen kan, zie Amerika,
leiden tot grote verliezen die ook de positie op de thuismarkt verder verzwakken.
Ten derde het regelgevingsrisico. Een vrije markt voor gas en elektra wordt door de Europese
Commissie afgedwongen met regels. Dit gaat samen met conflicterende doelstellingen, zoals het
gelijktijdig streven naar marktwerking, leveringszekerheid en duurzame energieopwekking. Dat
creëert onzekerheid en heeft een versterkend effect op alle al eerder genoemde bedrijfsrisico's.
Ervaringen in de VS laten zien dat het 'boom and bust' investeringsstrategieën stimuleert die de
marktprijzen nog onzekerder maken.
De verplichte invoering van Europese uniforme accounting (IFRS) en financiële regelgeving (Mifid)
vormt een extra belasting voor de nutssector. Zo zal de marktwaardebenadering van IFRS nieuwe
risico's opleveren omdat de 'fair value' van lange termijn gas- en/of elektriciteitsposities niet
echt te bepalen is. De 'arbitrair' berekende marktwaarden leiden mogelijk tot rapportage van
virtuele winsten of verliezen die in een crisis situatie grote financiële gevolgen kunnen hebben.
De introductie van de Mifid-richtlijn in 2010 zal de kapitaalreserves van de nutsbedrijven
aantasten en de kosten van verplichte investeringen in goede risicomanagementsystemen en mensen
verder opjagen.
Het financiële draagvlak van nutsbedrijven en de markten waarin ze opereren is bepalend voor de
kwetsbaarheid voor de risico's. Waarschijnlijk zullen alleen de grote kapitaalkrachtige en
gediversifieerde nutsbedrijven in staat blijken om de financiële gevolgen van de door deregulering
ontstane bedrijfsrisico's te dragen. Na de 'shake-out' van de kleintjes zullen deze nutsgiganten
de markt keurig onderling verdelen. Van het beoogde effect van deregulering, namelijk marktwerking,
zal dan bitter weinig overblijven.
Maarten van der Kloot Meijburg is consultant bij MKM Consultancy.